![]() |
De training richt zich op het vergroten van de kennis over de nieren en over de invloed van nierfunctiestoornissen op het geneesmiddelgebruik van de patiënt. Bij suboptimaal geneesmiddelgebruik bij patiënten met nierfunctiestoornissen leer je een verbeterplan op te stellen. Ook is het belangrijk om het proces in de apotheek omtrent medicatiebewaking bij nierfunctiestoornissen goed geregeld te hebben. In de lessen zal hier aandacht aan besteed worden.
Verder wordt het nefron in relatie tot geneesmiddelen (NSAID’s, RAAS-remmers, lis- en thiazidediuretica en aldosteronantagonisten) uitgebreid behandeld. Tijdens de lessen wordt ook uitgelegd hoe de verschillende formules voor het schatten van de nierfunctie tot stand komen. Bovendien wordt duidelijk wat de voor- en nadelen van deze formules zijn. Daarnaast richt de training zich op het leren herkennen van situaties waar de nierfunctie onterecht overschat kan zijn. Dit alles wordt duidelijk gemaakt met vele casussen die de klinische redenatie van de apotheekmedewerker zullen verbeteren.
De training richt zich ook op labwaarden. In het vervolgonderzoek medicatieveiligheid (2017) is gebleken dat er ruimte is voor verbetering in het proactief opvragen van niet alleen nierfuncties, maar ook overige labwaarden als elektrolyten (o.a. kalium en natrium). Er zijn enkele aanwijzingen dat het monitoren op afwijkende elektrolytspiegels kan leiden tot belangrijke interventies. Tijdens de lessen wordt duidelijk welke beruchte veroorzakers van afwijkende elektrolytspiegels er zijn, hoe deze middelen dit kunnen veroorzaken en welke medicamenteuze interventies er gedaan kunnen worden om de elektrolytspiegels te corrigeren. Ook wordt dit gedeelte van de training o.a. duidelijk gemaakt aan de hand van laagdrempelige casuïstiek.
Leerdoelen