![]() |
Een reeks van zes cursusdagen die per dag kunnen worden geboekt/afgenomen. Onderstaand een overzicht van de onderwerpen en doelstellingen per cursusdag.
Cursusdag 1 - Medicatiebeoordeling bij de ouder wordende hiv-patiënt met multimorbiditeit.
Tijdens deze cursus leert men welke belangrijke rol de eerstelijnszorg kan spelen in de voorheen ‘specialistische’ behandeling van de ouder wordende hiv patiënt.
Als inleiding worden de ontwikkelingen en huidige stand van zaken rondom combinatie antiretrovirale therapie (cART) doorgenomen, waarbij wordt ingegaan op de korte en lange termijn bijwerkingen van de therapie. Er wordt besproken welke co-morbiditeiten hiv-patiënten ontwikkelen. Voor deze comorbiditeiten wordt co-medicatie voorgeschreven. Men leert een praktisch werkwijze om interacties van co-medicatie met hiv-medicatie op adequate wijze af te handelen, waarbij tevens kennis rondom farmacokinetiek- en dynamiek van hiv-medicatie wordt vergroot.
Vervolgens wordt ingegaan op de psychosociale aspecten van mensen die leven met hiv. Een belangrijke ontwikkeling in hiv-preventie is het beschikbaar komen van pre-expositie profylaxe (PrEP). Tijdens de cursus zal vanuit de wetenschappelijke inhoud de effectiviteit/veiligheidsbalans van PrEP worden opgemaakt. In een groepsdiscussie wordt de mening van cursisten gevraagd rondom het beschikbaar komen van PrEP en de maatschappelijke rol van de apotheker hierin.
De opgedane kennis wordt vervolgens toegepast op casuïstiek, waarbij cursisten een medicatiereview uitvoeren bij een hiv-patiënt met multimorbiditeit.
Leerdoelen
Cursusdag 2 - Klinisch toepassen van psychofarmaca in de eerste lijn.
Tijdens deze cursusdag wordt aandacht besteed aan de toepassing van psychofarmaca in de eerste lijn, waarbij de nadruk ligt op antipsychotica en antidepressiva.
Antidepressiva staan centraal en er wordt ruim aandacht besteed aan alle aspecten omtrent de toepassing van antidepressiva: de effectiviteitsdiscussie, de bijwerkingen, het op- en afbouwen, switchen, augmenteren, serotoninesyndroom en het combineren van middelen bij verschillende indicaties.
In de eerste lijn bestaan er vaak veel misvattingen over psychofarmaca. De apotheker kan als geneesmiddeldeskundige hierbij grote meerwaarde hebben.
Leerdoelen
Cursusdag 3 - Klinisch adviseren over antibiotica in de eerste lijn.
Hoewel Nederland in het algemeen spaarzaam met antibiotica omgaat, worden deze middelen veel voorgeschreven in de eerste lijn. De keuze om wel of niet te behandelen begint met een aantal essentiële vragen, zoals de ernst van de infectie, het te verwachten beloop en de lokalisatie. Antibiotica worden meestal als kuur gebruikt, maar worden vooral bij ouderen ook chronisch voorgeschreven, bijvoorbeeld bij recidiverende urineweginfecties. Hier zijn echter ook risico’s aan verbonden, zoals het optreden van neuropathie bij nitrofurantoïne. Daarnaast is er een risico op selectieve groei van ongevoelige micro-organismen, zoals clostridium difficile. Daarom is het belangrijk om het chronisch gebruik van antibiotica periodiek te evalueren. Bij patiënten met multimorbiditeit en een allergische constitutie kan vanwege polyfarmacie de keuze voor een antibioticum lastig zijn. Vaak komt men dan niet uit met het middel van eerste keuze en moet er een alternatief worden gekozen. Dit dient echter weloverwogen te worden gedaan, waarbij rekening gehouden dient te worden met de meest voorkomende verwekkers, het spectrum dat gedekt wordt door het antibioticum en interacties met andere medicatie. In deze cursus wordt achtergrondinformatie gegeven over de belangrijkste pathogenen in de eerste lijn, het werkingsmechanisme en spectrum van antibiotica en de toepassing ervan in relatie tot polyfarmacie. Er wordt besproken hoe de apotheker tot een weloverwogen microbiologisch advies komt. Tevens wordt er dieper ingegaan op veelvoorkomende infecties in de eerste lijn, namelijk urineweginfecties, huidinfecties en infecties van de luchtwegen.
Leerdoelen:
Cursusdag 4 - Transmurale Farmaceutische Zorg
Patiënten die onder behandeling zijn bij een specialist ontvangen farmaceutische zorg deels binnen en deels buiten het ziekenhuis. De financieringsstructuur bepaalt hierbij of de farmaceutische zorg intramuraal of extramuraal wordt geleverd. Aan de apothekers in de eerste en tweede lijn de schone taak om samen de farmaceutische zorg aan de patiënt volledig in te vullen. In deze cursus wordt stilgestaan bij aan aantal specialistische farmaceutische behandelingen die voornamelijk in de thuissituatie plaatsvinden. Aan de hand van het NVZA-zorgpad bespreken we de specialistische farmaceutische patiëntenzorg aan oncologische patiënten en patiënten die intraveneuze medicatie thuis krijgen toegediend. Door middel van casuïstiek en discussie verkennen we de afbakening tussen de farmaceutische zorg door de apotheker van het ziekenhuis en openbaar apotheker en ontdekken we waar we elkaar kunnen aanvullen.
Leerdoelen:
Cursusdag 5 - Geriatrie en de medicatiebeoordeling.
De cursusinhoud van deze dag bestaat uit het onderwerp geriatrie. Behandeling van de NHG richtlijnen Delier, Urineweginfecties, en Duizeligheid. Daarnaast ook de Multidisciplinaire Richtlijn Mondzorg van Verenso. Deze richtlijnen hebben vooral betrekking op ouderen; de belangrijkste doelgroep van de medicatiereview en de grootste gebruikers van medicatie in de apotheek. Alle medicatie wordt doorgenomen, de bijbehorende bijwerkingen, alsook de mogelijke klachten en behandelrichtlijnen. Hierbij wordt met name ook gekeken naar deze behandelingen in het kader van de levensverwachting en de noodzaak om preventief te handelen. Als derde worden huidaandoeningen bij ouderen besproken, inclusief achtergronden en toepassing van medicatie daarbij. Later tijdens de cursusdag volgt uitgebreide casuïstiek en ervaring opdoen met het toepassen van de besproken stof. Bij het steeds ouder worden van de apotheekpopulatie zijn deze onderwerpen belangrijk om goed te beheersen. De apotheker kan zijn toegevoegde waarde als zorgverlener in deze groep dan waarmaken.
Leerdoelen:
Docent & functie:
Dr. Jan Riezebos, daags na het behalen van zijn apothekersdiploma in 1988 is hij begonnen met zijn promotie-onderzoek onder begeleiding van prof. dr. A.J. Porsius. Na het behalen van de doctorsgraad in 1992 is nog enige onderzoekservaring opgedaan als research fellow aan het St. George’s Hospital Medical School te London (UK). Vanaf 1994 is Jan Riezebos werkzaam geweest als praktiserend openbaar apotheker in diverse apotheken, waarvan de laatste 16 jaar als zelfstandig apotheker. Naast zijn werkzaamheden in de openbare apotheek is hij (ook sinds 1994) als docent verbonden aan de afdeling Farmaco-epidemiologie en Klinische Farmacologie van het departement Farmaceutische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Tevens verzorgt hij (farmacotherapie)onderwijs binnen de KNMP vervolgopleiding tot openbaar apotheker en is hij docent voor enkele cursussen van het nascholingsinstituut PAOFarmacie.
Cursusdag 6 - Farmacogenetica; implicaties bij polyfarmacie.
Tijdens deze cursus leert men hoe genetische variatie kan leiden tot zeer uiteenlopende afbraak van geneesmiddelen in het lichaam, alsmede het effect dat dit kan hebben op de werking, het optreden van bijwerkingen en toepassing van de medicijnen die hier bij betrokken zijn.
Als inleiding passeert DNA, RNA en de vertaling naar eiwitten nogmaals de revue, met in het verlengde daarvan de mutaties die kunnen optreden. Er wordt besproken welke mutaties al bekend zijn, hoe vaak deze voorkomen bij verschillende bevolkingsgroepen en de invloed die dit heeft op farmacotherapie.
Men leert een praktisch werkwijze waarbij men leert om deze kennis te implementeren in de apotheek in samenwerking met de FTO groep en andere artsen (psychiaters) waar men mee samenwerkt.
De vraag hoe men een patiënt herkent waar mogelijk farmacogenetische problematiek speelt, leert herkennen en wanneer het zinvol is om een genetisch profiel te laten maken.
Vervolgens worden de meest voorkomende medicijnen in de eerste lijn besproken, met daarbij de belangrijkste betrokken afbraakenzymen, signalen waar men op moet letten en een praktische leidraad voor het aanvragen van een farmacogenetisch profiel.
Al deze problematiek speelt nog sterker bij ouderen en polyfarmacie. Zij zijn meestal verhoogd gevoelig voor veel medicatie en kunnen ook vaak vertellen met welke medicatie men in het verleden onverwachte reacties op heeft gehad. Indien men wijzigingen gaat aanbrengen bij deze patiënten is kennis van afwijkende geneesmiddelafbraak of atypisch receptoren/enzymen van belang.
Leerdoelen: