De behandeling van een herseninfarct is de afgelopen jaren veranderd. Door de komst van intraveneuze trombolyse is de overleving de afgelopen decennia flink gestegen. Toch staat herseninfarct in de top drie van doodsoorzaken, na dementie en longkanker. Het aantal mensen dat een herseninfarct krijgt, zal naar verwachting de komende jaren toenemen.
In de afgelopen jaren hebben ook veranderingen in de secundaire preventie plaatsgevonden. Bij de trombocytenaggregatieremmers is clopidogrel geïntroduceerd als alternatief voor de combinatie van acetylsalicylzuur met dipyridamol. Bij patiënten met atriumfibrilleren, verantwoordelijk voor een aanzienlijk aandeel van het aantal herseninfarcten, zijn direct werkende orale anticoagulantia (DOAC’s) een alternatief voor antistolling met een cumarinederivaat.
Ook het begrip TIA is verschoven, waardoor de termen ‘beroerte’ en ‘CVA’ liever niet meer worden gebruikt.
Deze nascholing behandelt de actuele stand van zaken met betrekking tot de behandeling van een herseninfarct en de secundaire preventie van een TIA of herseninfarct. Ook al vindt de behandeling in de acute fase in het ziekenhuis plaats, deze komt in de nascholing toch aan bod. Door verbeteringen in de acute opvang de afgelopen decennia is de prognose voor mensen met een herseninfarct aanzienlijk verbeterd.
Ook de prevalentie, sterftecijfers, symptomen en herkenning van een TIA of herseninfarct komen aan de orde. Want een snelle herkenning is essentieel: time is brain.
De secundaire preventie wordt altijd opgestart door de neuroloog. De apotheek speelt daarna echter een belangrijke rol bij het bewaken van de contra-indicaties en interacties, het herkennen van bijwerkingen en het bevorderen van de therapietrouw. De geneesmiddelen voor de secundaire preventie van een herseninfarct zullen immers levenslang gebruikt gaan worden, zonder dat de patiënt daar direct het effect van merkt. Zeker bij DOAC’s is therapietrouw belangrijk. In de Keten Antistolling heeft de apotheker dan ook een belangrijke rol gekregen bij de begeleiding van patiënten die een DOAC gebruiken. De apotheker kan zich ook inzetten om het medicatiegebruik van patiënten die al langere tijd geleden een herseninfarct hebben doorgemaakt te optimaliseren.
Tot slot kan de apotheker de patiënt ondersteunen met leefstijladviezen en oplossingen bieden voor een optimaal medicatiegebruik bij bijvoorbeeld slikstoornissen, cognitieve stoornissen of een verhoogd valrisico.
Na afloop van dit nascholingsprogramma: